Wat er onder kunst moet worden verstaan, daarover verschillen de meningen. Veel mensen denken bij kunst aan iets moois. Bijvoorbeeld de Mona Lisa of De Nachtwacht. Het idee om kunst te verbinden met schoonheid is van vóór de twintigste eeuw. In het begin van de twintigste eeuw werd het denken over kunst een stuk ingewikkelder. Het ging niet langer over mooi, lelijk of vakkundig. Kunst is datgene wat een kunstenaar als kunst presenteert.
BEELDDRAGERS / VERSCHIJNINGSVORMEN
Een voorwerp waarop een afbeelding is afgedrukt of opgeslagen. Of manieren waarop beelden verschijnen of voorkomen, verschijningsvormen. Denk bijvoorbeeld aan een schilderij, een paneel of een documentaire. Maar ook een monument of interieur. PROCES
Een proces bestaat uit een aaneenschakeling van stappen waarbij activiteiten worden uitgevoerd die bijdragen tot het realiseren van een product of een vastgelegd eindresultaat. Begrippen die hierbij horen zijn bijvoorbeeld atelier, compositieschets, draaiboek en registreren. KARAKTERISTIEKEN
Wie of wat opvalt door bepaalde kenmerken, zoals agressief, expressief, romantisch, sober of vrolijk. CULTURELE KUNSTHISTORISCHE CONTEXT
Waar de kunst mee verbonden is, denk aan archeologie, klassiek, religieus of stijl/kunststroming. |
ASPECTEN VAN DE VOORSTELLING
Dat wat het kunstwerk voor stelt. De voorstelling kan figuratief zijn, dan herken je wat je ziet. Maar de voorstelling kan ook abstract zijn, dan is er geen herkenbare voorstelling. Begrippen die hierbij horen zijn onder andere houding, kleding, stilleven, maar ook naar de fantasie en naar de waarneming. ASPECTEN VAN DE VORMGEVING
Hieronder vallen de: - beeldende aspecten vorm, lijn, structuur, kleur, licht, ruimte, ordening/compositie, hanteringswijze - materialen houtskool, marmer, bont, fotopapier, printer - technieken digitaliseren, tekenen, scheuren, zagen, hakken, monteren FUNCTIONALITEIT
Is de kunst decoratief, heeft het een gebruiksfunctie of is het juist symbolisch? |
CULTUUR
Alles wat mensen bedenken, organiseren, doen en maken. Zo waren de Middeleeuwen ook een bepaalde cultuurperiode. SUBCULTUUR Een subcultuur is een onderdeel van een grote cultuur. Zoals de jongerencultuur, maar ook binnen de jongerencultuur bestaan weer allerlei subculturen. MASSACULTUUR Heeft met name betrekking op de westerse cultuur. Grootschaligheid, mega, manifestatie, sterren, idolen en massaproductie. HOFCULTUUR De cultuur van de elite aan de hoven van kerkelijke en wereldlijke vorsten. VORMGEVING De manier waarop mensen vormgeven aan een voorwerp. VORMGEVINGSASPECTEN Lijnvoering, kleurgebruik, plasticiteit, detaillering, compositie, etc... Basis vormgevingsaspecten: vorm - kleur - ruimte - licht - compositie TOEGEPASTE KUNST / TOEGEPASTE VORMGEVING Het voorwerp heeft een gebruiksfunctie. Maar het oog wil ook wat, er is dus veel aandacht besteed aan de vormgeving. INDUSTRIELE VORMGEVING Het gaat om industriële productie: grote aantallen die in fabrieken worden gemaakt. Aan het proces werken ook vormgevers mee. BEELDENDE KUNST De kunstenaar maakt van wat hij ziet, denkt of voelt een kunstwerk. - schilderkunst - beeldhouwkunst - textiele kunst - grafiek - foto en video kunst AUTONOOM Ook wel vrije kunst genoemd. De kunstenaar bepaalt zelf hoe hij een kunstwerk vormgeeft. Vanaf de 19e eeuw. Van Gogh ging bijvoorbeeld geheel zijn eigen weg. INSPIRATIE Je wordt op goede ideeën gebracht. Kunstenaars halen inspiratie uit: - het dagelijks leven - bestaande kunstwerken - materialen of technieken - allerlei zaken BEELD Heeft meerdere betekenissen. - product van een beeldhouwer - afbeelding - iets wat alleen bestaat in de fantasie van een kunstenaar SCULPTUUR Een ruimtelijk beeld. RELIEF Ruimtelijke afbeelding op een vlak. Lijkt uit de achtergrond naar voren te springen. Je hebt laag, half en hoog reliëf. MONUMENT Een kunstwerk waarmee belangrijke gebeurtenissen of personen uit de geschiedenis worden herdacht. OBJET TROUVE Frans: gevonden voorwerp. Alledaagse voorwerpen waarmee kunstwerken worden gemaakt, of die gebruikt worden in kunstwerken. Papier, hout, blik, stoelpoten. ASSEMBLAGE Een ruimtelijke collage, waarbij allerlei losse voorwerpen tot één kunstwerk worden gecombineerd. READYMADE Engels: kant en klaar. Een objet-trouvé dat als een zelfstandig kunstwerk wordt gepresenteerd. FUNCTIE Decoratieve kunst gaat vooral om de versiering. Bij toegepaste kunst, mode en architectuur is de gebruiksfunctie het belangrijkst. Wat kun je er mee doen, hoe functioneert het? Kleding heeft als functie je te beschermen tegen kou. De kleding van Coco Chanel had daarbij de functie comfort en elegantie te bieden. VERBEELDEN Het hele proces van gedachten zichtbaar maken in beeld. Van idee tot schets tot eindwerk. Cézanne heeft hier de Mont Sainte-Victoure verbeeld. VORMGEVEN Resultaatgericht vormgevingsproces. - informatie verzamelen - schetsen - controleren - eindschets maken - veranderen - uitwerken - beoordelen BEELDENDE MIDDELEN 1. Beeldaspecten: vorm kleur licht ruimte compositie 2. Het materiaal: hout verf potlood textiel brons 3. De techniek, hanteringswijze, bewerking: handelingen BEELDENDE ASPECTEN Vorm, licht, kleur, ruimte, compositie. Op het schilderij hiernaast zie je dat Monet extra aandacht besteedde aan de kleuren en de lichtval in de vroege ochtend op het water. BEELDANALYSE Hierin beschrijf je het kunstwerk en de bedoeling van de kunstenaar heel precies. MATERIAAL De materie die door de kunstenaar wordt bewerkt. PLASTISCH MATERIAAL Zacht en kneedbaar, je kan ze gemakkelijk vervormen. Zoals; klei, gips en boetseerwas. STRUCTUUR De manier waarop een materiaal of iets is samengesteld. Zoals: korrelig, geweven, gelaagd, hard, gestapeld, vezelachtig of sponsachtig. De opbouw, samenhang of ordening van iets. TEXTUUR Het oppervlak van een materiaal. Zoals: glad, harig, ruw, korrelig. TECHNIEK, HANTERINGSWIJZE, WERKWIJZE Alle handelingen die nodig zijn om een bepaald product te maken. - De manier waarop de kunstenaar is geïnspireerd. - De schetsen die hij gemaakt heeft. - Het prototype dat hij ontwikkeld heeft. BEWERKING Een techniek om een materiaal te veranderen. Zoals: boetseren, draaien, zagen, boren, oprollen, buigen, plooien, hakken, smeden, stempelen, polijsten. SCHETSMATIG Een snelle voorlopige indruk. ACADEMISCH De strakke regels van 19e eeuwse kunstacademies. De regels zijn afgeleid van de klassieke kunstwerken uit Griekenland en Rome. Veel aandacht aan een gladde afwerking. |