VORMgevingsaspect: kleur
Vormgevingsaspecten gaan altijd over HOE het kunstwerk gemaakt is. Hier spreek je dus over de 5 beeldaspecten (kleur, ruimte, licht, compositie en vorm). Deze pagina legt uit welke vormgevingsaspecten onder het aspect kleur vallen.
In de middeleeuwen werd de Europese bevolking tot het christendom bekeerd, de vraag naar religieuze voorstellingen groeide. Het kleurgebruik in de voorstellingen is symbolish: Maria is meestal gehuld in een blauwe mantel en ook de hemel heeft een blauwe kleur. Goud is een symbool voor rijkdom, macht en goddelijkheid en de kleur blauw verwijst naar Maria's verbondenheid met de hemel.
KLEUR
Als wit licht op een voorwerp met rood pigment schijnt, worden alleen de rode lichtgolven teruggekaatst. Kleuren hebben eigenschappen zoals: - kleursoort - kleurzuiverheid / verzadiging - kleurhelderheid KLEURSOORT Iedere kleur behoort tot een bepaalde groep. Groep met rode kleuren, groene kleuren, enz. ZUIVERHEID / VERZADIGING In zuivere keuren zitten geen sporen van andere kleuren. Kleuren die niet gemengd zijn met wit, zwart of een andere kleur. HELDERE KLEUREN Geel weerkaatst meer licht en is daarom een heldere kleur dan rood, blauw, groen en oranje. Zo is oranje weer helderder dan rood, blauw en groen. PRIMAIRE KLEUREN De basiskleuren: rood, geel en blauw. Met deze kleuren kan je alle andere kleuren mengen. SECUNDAIRE KLEUREN Paars, oranje en groen. TERTAIRE KLEUREN Deze krijg je als je 3 primaire kleuren met elkaar mengt. Maar je krijgt ze ook als je 2 primaire kleuren met een beetje zwart mengt. GEMENGDE KLEUREN De kleuren hiernaast zijn gemengd met wit en daarom onzuiver / onverzadigd. SPECTRALE KLEUREN Kleuren van de regenboog. KLEURENCIRKEL Een manier om kleuren te rangschikken. Primair in het midden. Secundair om de primaire kleuren heen. In de buitenste cirkel zie je meerdere oranje, blauw en groen tinten. Complementaire kleuren staan tegenover elkaar. KLEURCONTRASTEN Kleuren die naast elkaar gezet worden en tegen elkaar afsteken. KLEUR TEGEN KLEUR CONTRAST Kleuren die naast elkaar gezet worden erg tegen elkaar afsteken, het effect is het grootst zonder contourlijn. Zoals: rood naast geel, oranje naast groen, etc. COMPLEMENTAIRE KLEUREN Geel - Paars / Oranje - Blauw / Groen - Rood Complementaire kleuren versterken elkaar. Rood lijkt roder naast groen. LICHT DONKER CONTRAST Het gaat om een contrast in helderheid. Lichte kleuren trekken de aandacht, donkere kleuren lijken verder weg. KWALITEITSCONTRAST Het gaat om een contrast in zuiverheid, maar dan van 2 kleuren! Zie hiernaast geel en oranje, de zuiverheid van kleuren verschilt per vlak. KWANTITEITSCONTRAST Kwantiteit is hoeveelheid. Een tegenstelling in de grootte van twee oppervlakken met verschillende kleuren. Bijvoorbeeld een groot rood vlak en een klein blauw en klein geel vlak. WARM KOUD CONTRAST Warme kleuren: rood, geel, oranje Koude kleuren: blauw, groen. (blauwachtig) paars Warme kleuren lijken op je af te komen. Koude kleuren lijken te wijken, van je af te gaan. SIMULTAANCONTRAST Je kijkt naar 2 dezelfde kleuren die anders lijken, omdat ze beïnvloed worden door hun omgeving. Hiernaast hebben het bovenste en onderste vlak dezelfde kleur grijs. Dit zie je als je het midden bedekt. TINT / TOON Variaties in kleur. Hiernaast zie je blauwtinten. TONAAL KLEURGEBRUIK / KLEURENFAMILIE De kunstenaar gebruikt verschillende tinten van een kleurenfamilie. KLEURENFAMILIE SCHAKERING Ook een variatie van een kleur. De toren hiernaast is geschilderd in schakeringen van oker en bruin. KLEURGEBRUIK De manier waarop een kleur wordt gebruikt en het effect daarvan op het beeld. Ze worden hieronder uitgelegd. SCHEMATISCH KLEURGEBRUIK De kenmerkende kleur van het voorwerp. Het wat is blauw, maar meestal heeft water heel andere kleuren. Kinderen maken in hun tekeningen vaak gebruik van schematische kleuren. LOKALE KLEUR De kleur van de omgeving wordt weerkaatst in een voorwerp. In de fles op tafel zie de keuren uit de omgeving terug. EXPRESSIEF KLEURGEBRUIK Kleuren waarmee je een gevoel of een stemming uit kan drukken. Expressieve kleuren komen vaak niet overeen met de zichtbare werkelijkheid. De schilder Munch gebruikte rode en donkere kleuren om een dreigende stemming uit te drukken. SYMBOLISCHE KLEUREN Een kleur die ergens symbool voor staat. Rood: liefde, gevaar, warmte. Wit: zuiverheid, maagdelijkheid, waarheid. Blauw: hemel. verlangen, koelte, somberheid. Groen: veiligheid, hoop, verwachting. Waarom heeft Maria blauwe kleding aan? FUNCTIONEEL KLEURGEBRUIK De kleuren hebben een functie, ze zijn nuttig. Zo kan je bijvoorbeeld hiernaast de metrolijnen goed uit elkaar houden. SIGNAALKLEUREN Wil je dat iets opvalt? Gebruik dan signaalkleuren, zoals: rood, oranje, geel en groen. In advertenties en reclames worden deze kleuren ook vaak gebruikt. KLEURVERLOOP Als een kleur geleidelijk veranderd in een andere kleur, bijvoorbeeld van blauw naar wit, of van blauw naar rood. KLEURVERLOOP Hier zie je hoe kleurverloop is gebruikt in een schilderij. HUISSTIJL Kenmerkende kleuren van bijvoorbeeld een bedrijf die telkens op dezelfde manier gebruikt worden. PASTELKLEUR Kleuren die voor het grootste gedeelte uit wit bestaan. AARDEKLEUREN Bruine en groenachtige kleuren. Ze doen denken aan de kleuren van de aarde. NATUREL KLEUREN Kleuren van ongeverfd materiaal. Hiernaast zie je een marmeren beeld, dat beeld heeft een naturel kleur. POLYCHROOM KLEURGEBRUIK Als iets beschilderd is in verschillende kleuren. MONOCHROOM KLEURGEBRUIK In één kleur. Hieronder zie je nog een voorbeeld. MONOCHROOM Yves Klein schilderde monochroom om de intensiteit van kleur te onderzoeken. EGAAL / VLAK De kleur is overal even verzadigd. De vlammen en de tekst zijn egaal geschilderd. |