VORMGEVINGSASPECT: RUIMTE
Vormgevingsaspecten gaan altijd over HOE het kunstwerk gemaakt is. Hier spreek je dus over de 5 beeldaspecten (kleur, ruimte, licht, compositie en vorm). Deze pagina legt uit welke vormgevingsaspecten onder het aspect ruimte vallen.
In de middeleeuwen was er in schilderijen en muurschilderingen nauwelijks sprake van ruimtesuggestie.Tegen het eind van de middeleeuwen kwam daarin verandering. De schilders verdeelden hun werk in een paar lagen, of plans: hoog betekende ver weg en laat betekende dichtbij. Een schilderij kreeg zodoende een grondplan, middenplan en een achterplan. Om nog meer diepte te suggereren kregen bergen op de achtergrond een blauwachtige kleur. Hieronder worden de begrippen uitgelegd die te maken hebben met het beeldaspect ruimte.
|
BEELDVLAK Een plat oppervlak met een afbeelding erop. Het beeldvlak wordt begrensd door een kader. Een schilderij heeft een beeldvlak, omdat het een plat oppervlak is met een afbeelding erop. STANDPUNT OOGHOOGTE Ooghoogte is gelijk aan de horizon. STANDPUNT VOGELVLUCHTPERSPECTIEF Het lijkt alsof je door de ogen van een vogel naar een object of landschap kijkt. Omdat je ooghoogte hoog is is de horizon ook hoog. Vogelvluchtperspectief geeft een goed overzicht. STANDPUNT KIKKER/KIKVORSPERSPECTIEF Je bekijkt de wereld als het ware door de ogen van een kikker. Omdat je ooghoogte laag is is de horizon ook laag. AANZICHT De kant van waaruit je iets bekijkt. Kubisten verwerkten meerdere aanzichten van een object in 1 schilderij. OMKLAPPING Een manier om verschillende aanzichten allemaal zichtbaar te maken. De huizen en bomen zijn omgeklapt terwijl de structuur van het landschap van bovenaf is weergegeven. STAPELING Door objecten af te beelden alsof ze boven op elkaar gestapeld zijn wordt diepte gesuggereerd. De objecten die het verst weg zijn liggen bovenop. GROOT KLEIN, HOOG LAAG Vormen die ver weg lijken staan meestal hoog op het beeldvlak en worden kleiner weergegeven. OVERLAPPING Er ontstaat diepte doordat een object gedeeltelijk voor een ander object staat. De mannen staan voor elkaar, ze overlappen elkaar. Dit is een veel voorkomende manier van ruimtesuggestie. VOOR EN ACHTERGROND Vormen op de voorgrond worden meestal groter afgebeeld dan vormen op de achtergrond. Bij figuratieve voorstellingen kun je meestal een voor- en achtergrond onderscheiden. PLANS Er wordt stapsgewijs ruimte gesuggereerd door het schilderij te verdelen in lagen. Voorplan (voorgrond), middenplan, achterplan (achtergrond). Het achterplan met de huizen ligt het hoogst. COULISSEN Net als bij plans is dit te vergelijken met de decorstukken uit een toneel, alleen zijn het hier de decorstukken aan de zijkant van het podium die elkaar overlappen. REPOUSSOIR Een vorm die op de voorgrond afsteekt tegen de achtergrond en de toeschouwer zo bij de voorstelling betrekt. Je wordt de voorstelling bijna ingetrokken. DOORKIJK Vaak een open raam of deur. Doorkijk door bomen. AFSNIJDING Een deel van de voorstelling wordt afgesneden door het kader. PLASTICITEIT Wordt gesuggereerd op een plat vlak door licht en schaduw (met name door de eigen schaduw, maar ook door slagschaduw en belichte plekken) Deze handen zijn plastisch getekend. Rechtsboven zie je de hand plastisch weergegeven en de mouw juist niet ruimtelijk, omdat daar geen eigen schaduw is toegepast. De appel op deze afbeelding is niet plastisch, er is geen ruimte gesuggereerd. Het kleurvlak is egaal er is geen licht donkercontrast. De katachtige op deze afbeelding is plastisch weergegeven. Hierdoor is deze ruimtelijker afgebeeld en lijkt het beest realistischer weergegeven. LIJNPERSPECTIEF Een vorm van perspectief die uitgaat van evenwijdige lijnen, die samenkomen in een vlucht- of verdwijnpunt. Lijnperspectief is een wiskundige manier om diepte te tekenen in figuratieve voorstellingen. GEVOELSPERSPECTIEF De regels van het perspectief worden gevoelsmatig toegepast, de schilders namen het niet zo nauw met de ligging van de verwijnpunten. HORIZON De grens tussen de lucht en de aardbol. VERKORTING De vorm lijkt korten dan hij in werkelijkheid is, zoals de armen van de persoon hiernaast afgebeeld. Verkorting ontstaat als je naar een lange vorm kijkt die naar je toe gericht is. Bijvoorbeeld iemand die met zijn voeten naar jou toe ligt. Je kan de lengte van de persoon niet goed inschatten. De bovenbenen zijn verkort weergegeven. TROMPE-L'OEIEFFECT, ILLUSIONISME Sterke ruimtesuggestie. Het betekent letterlijk: vergissing van het oog. Het lijkt alsof er geen plafond meer is, de grens tussen muur en plafond is vervaagd. ATMOSFERISCH PERSPECTIEF Komt vooral voor in landschapsschilderkunst. De kleuren van het schilderij worden dichter bij de horizon steeds blauwer (grijsblauw). Hierdoor ontstaat diepte. De berg helemaal op de achtergrond is niet in een bruintint geschilderd, maar in een blauw/grijze kleur. Op een foto met een berglandschap is het atmosferisch perspectief duidelijk zichtbaar. KLEURPERSPECTIEF Rode kleuren lijken naar voren te komen, dringen zich naar de voorgrond. Blauwe kleuren lijken te wijken, van ons af te gaan. Hier is ook gebruik gemaakt van warme kleuren op de voorgrond en koude kleuren op de achtergrond. ANAMORFOSE Een vertekende voorstelling die je alleen vanuit een bepaald standpunt (of met spiegels) goed kunt bekijken. Hier zie je een afbeelding van een anamorfoso die je met een spiegel kan bekijken, in dit geval is het een rond spiegelend object. |