OEfenen voor tentamens en examen
Op deze pagina vind je het huiswerk met de antwoorden. Op de subpagina's vind je voorbeelden hoe je een kunstwerk beschrijft en andere oefeningen die je voorbereiden op je tentamens en je examen.
VRAGEN MET BETREKKING TOT DE VOORSTELLING
Op afbeelding hierboven zie je de Annunciatie die de Italiaanse schilder Titiaan in 1540 maakte.
1) Maria is aan het bidden.
- Noem (van Maria) drie aspecten van de voorstelling die verwijzen naar bidden.
− geknielde houding (aan een lessenaar / bidstoel)
− kruislings gevouwen armen (op haar borst), of: devote (toegewijde) houding
− neergeslagen blik, of: haar blik is gericht op een (gebeden)boek
− bedekt hoofd
2) De engel geeft de indruk aan te komen vliegen.
- Noem drie kenmerken waardoor die indruk ontstaat.
− gespreide vleugels
− (naar achteren) wapperende kleding / haar
− het (turbulente) wolkje achter / onder hem
− zijn zwevende positie
− zijn ‘schuine’ / vooroverhellende positie
− het gestrekte (linker)been (waarmee hij lijkt te gaan ‘landen’)
3) Het tafereel lijkt zich op het toneel af te spelen.
- Noem twee kenmerken waardoor die indruk wordt gewekt.
− de opbouw in plans / coulissen
− de ‘kunstmatige’ / ‘gekunstelde’ belichting
− ‘podiumachtige’ opbouw
− de dramatische houdingen en gebaren (die door de beschouwer goed zijn te interpreteren)
1) Maria is aan het bidden.
- Noem (van Maria) drie aspecten van de voorstelling die verwijzen naar bidden.
− geknielde houding (aan een lessenaar / bidstoel)
− kruislings gevouwen armen (op haar borst), of: devote (toegewijde) houding
− neergeslagen blik, of: haar blik is gericht op een (gebeden)boek
− bedekt hoofd
2) De engel geeft de indruk aan te komen vliegen.
- Noem drie kenmerken waardoor die indruk ontstaat.
− gespreide vleugels
− (naar achteren) wapperende kleding / haar
− het (turbulente) wolkje achter / onder hem
− zijn zwevende positie
− zijn ‘schuine’ / vooroverhellende positie
− het gestrekte (linker)been (waarmee hij lijkt te gaan ‘landen’)
3) Het tafereel lijkt zich op het toneel af te spelen.
- Noem twee kenmerken waardoor die indruk wordt gewekt.
− de opbouw in plans / coulissen
− de ‘kunstmatige’ / ‘gekunstelde’ belichting
− ‘podiumachtige’ opbouw
− de dramatische houdingen en gebaren (die door de beschouwer goed zijn te interpreteren)
Op de afbeelding hierboven zie je het schilderij Exotisch landschap van de Franse kunstenaar Henri Rousseau uit 1908.
4) Het landschap heeft een exotisch karakter.
- Noem van dit schilderij twee kenmerken die bijdragen aan het exotische karakter.
− (sub)tropische flora (planten / bomen / bloemen / vruchten)
− (sub)tropische fauna (dieren)
− dicht geboomte / gebladerte, of: suggestie van ondoordringbaar woud
5) Het landschap maakt een paradijselijke indruk.
- Noem één kenmerk dat bijdraagt aan deze indruk.
− aangename / ontspannen / harmonieuze sfeer
− (ongeschonden) groene / bloeiende omgeving
− zich verpozende (= ontspannen/relaxen) dieren / apen
− het aanwezige voedsel
6) Het schetsen van dieren in een dierentuin heeft een aantal voordelen ten opzichte van het schetsen van dieren in de buitenlucht.
- Noem drie van deze voordelen en geef bij elk voordeel een korte toelichting.
− in de woonomgeving van de kunstenaars: de (wilde) dieren bevinden zich nabij de woon- of verblijfplaats van de kunstenaars, of: het afreizen naar een oerwoud is niet nodig
− geringe afstand tot de dieren: de (wilde) dieren kunnen van nabij worden bestudeerd / geschetst
− geringe bewegingsvrijheid: de (wilde) dieren hebben weinig bewegingsvrijheid waardoor het bestuderen en schetsen makkelijk(er) verloopt (dan in het wild)
− de dieren zijn gekooid: kunstenaars lopen geen gevaar om te worden aangevallen / verslonden
− grote diversiteit: er is een grote(re) verscheidenheid aan wilde dieren, meer dan ‘in het echt’
4) Het landschap heeft een exotisch karakter.
- Noem van dit schilderij twee kenmerken die bijdragen aan het exotische karakter.
− (sub)tropische flora (planten / bomen / bloemen / vruchten)
− (sub)tropische fauna (dieren)
− dicht geboomte / gebladerte, of: suggestie van ondoordringbaar woud
5) Het landschap maakt een paradijselijke indruk.
- Noem één kenmerk dat bijdraagt aan deze indruk.
− aangename / ontspannen / harmonieuze sfeer
− (ongeschonden) groene / bloeiende omgeving
− zich verpozende (= ontspannen/relaxen) dieren / apen
− het aanwezige voedsel
6) Het schetsen van dieren in een dierentuin heeft een aantal voordelen ten opzichte van het schetsen van dieren in de buitenlucht.
- Noem drie van deze voordelen en geef bij elk voordeel een korte toelichting.
− in de woonomgeving van de kunstenaars: de (wilde) dieren bevinden zich nabij de woon- of verblijfplaats van de kunstenaars, of: het afreizen naar een oerwoud is niet nodig
− geringe afstand tot de dieren: de (wilde) dieren kunnen van nabij worden bestudeerd / geschetst
− geringe bewegingsvrijheid: de (wilde) dieren hebben weinig bewegingsvrijheid waardoor het bestuderen en schetsen makkelijk(er) verloopt (dan in het wild)
− de dieren zijn gekooid: kunstenaars lopen geen gevaar om te worden aangevallen / verslonden
− grote diversiteit: er is een grote(re) verscheidenheid aan wilde dieren, meer dan ‘in het echt’
Vergelijk afbeelding 1 en 2.
In vergelijking met afbeelding 1 is de sfeer op afbeelding 2 rustig.
− de ronde contour(en) van het lichaam, of: de ballonachtige vorm(en)van het lichaam
− de silhouetvorm van het lichaam
− de toepassing van geschematiseerde vormen / figuren
− de toepassing van egale / monochrome vormen
− het geringe aantal vormen (van lichaam en achtergrond)
− het ontbreken van details
In vergelijking met afbeelding 1 is de sfeer op afbeelding 2 rustig.
- Noem van afbeelding 2 drie aspecten van de vormgeving die bijdragen aan de rustige sfeer.
− de ronde contour(en) van het lichaam, of: de ballonachtige vorm(en)van het lichaam
− de silhouetvorm van het lichaam
− de toepassing van geschematiseerde vormen / figuren
− de toepassing van egale / monochrome vormen
− het geringe aantal vormen (van lichaam en achtergrond)
− het ontbreken van details
Schrijf zoveel mogelijk voorstellingsaspecten op.
Kleine sobere ruimte / kamer, er hangt 1 lamp, aan de muur hangen een klok en bakje met keukengereedschap en een lijstje, in de buitenmuur zitten twee ramen, mannen en vrouwen die aan tafel zitten, mensen dragen arbeiderskleding, mensen dragen verschillende hoofddeksels, op tafel staat warm eten, een vrouw schenkt met een theepot, een man houdt een kopje vast met warm drinken.
De voorstelling is naar de waarneming, naar aanleiding van een aanwezig object / situatie.
De voorstelling is figuratief, er zijn duidelijke overeenkomsten met de zichtbare werkelijkheid.
De voorstelling is realistisch, de kunstenaar probeert weer te geven wat hij ziet.
Begrippen die horen bij het hoofdstuk algemeen.
Dit is schilderkunst, beeldende kunst.
Inhoud: Vincent van Gogh wilde laten zien hoe hard deze mensen op het land werken en zo hun eten zelf zo eerlijk verdiend hebben.
Van Gogh verbeeld het boerenleven.
Begrippen die horen bij het vormgevingsaspect: vorm.
Vorm, het schilderij is vlak, tweedimensionaal.
Vorm, de vormen in het schilderij zijn organisch.
Vorm, begrenzing van de vormen ontstaan door andere kleuren en andere vormen.
Vorm, de persoon die met de rug naar ons toe zit is een silhouet.
Begrippen die horen bij het vormgevingsaspect: kleur.
Kleur, er is gebruik gemaakt van de kleursoorten groen en bruin.
Kleur, de kleuren zijn onverzadigd/onzuiver.
Kleur, de kleuren zijn niet helder.
Kleur, de groenen en bruinen zijn tertaire kleuren.
Kleur, de kleuren zijn gemengde kleuren.
Kleur, er is een licht donkercontrast.
Kleur, er zijn verschillende tinten, tonen, schakeringen bruin en groen gebruikt.
Kleur, het kleurgebruik is niet helemaal realistisch, want Van Gogh heeft de kleuren overdreven.
Kleur, Van Gogh heeft gebruik gemaakt van aardekleuren.
Schrijf zoveel mogelijk voorstellingsaspecten op.
Landschap, heldere lucht, water (zee of meer) in de achtergrond, bergen in de achtergrond, rechthoekige plaat, vorm op de grond, box met daarop een levenloze boom met 1 tak, drie slappe klokken één op de box één op de tak van de boom en één op de vorm (dat doet denken aan een vervormd gezicht) op de grond, gesloten zakhorloge met mieren erop.
De voorstelling is deels naar de waarneming, met aspecten die voortkomen uit de fantasie.
De voorstelling is statisch.
De voorstelling is figuratief.
De voorstelling is gedetailleerd.
De voorstelling is realistisch.
Begrippen die horen bij het hoofdstuk algemeen.
Dit is autonoom beeldende kunst.
Inhoud: de smeltende klokken gaan over het vergaan van de tijd (leven), net als kaas wat smelt buiten de koelkast, dat is wat hij verbeeld.
Begrippen die horen bij het vormgevingsaspect (beeldaspect): vorm.
Vorm, het schilderij is plat (tweedimensionaal).
Vorm, de vormen zijn plastisch (ruimtelijk).
Vorm, in het schilderij komen zowel geometrische (box en plaat) als organische vormen voor.
Vorm, begrenzing van de vorm ontstaat door andere kleuren en andere vormen.
Begrippen die horen bij het vormgevingsaspect (beeldaspect): kleur
Kleur, er is een contrast in zuiverheid/verzadiging het blauw van de lucht en het geel van bergen is verzadigd t.o.v. de donkere kleur van de grond en de voorwerpen die niet zo zuiver van kleur zijn. Dit komt ook omdat veel van de kleuren gemengde kleuren zijn.
Kleur, er is gebruik gemaakt van primaire en tertaire kleuren.
Kleur, er is een licht donkercontrast.
Kleur, het kleurgebruik is realistisch.
Kleur, de kunstenaar maakt gebruik van kleurverloop.
Landschap, heldere lucht, water (zee of meer) in de achtergrond, bergen in de achtergrond, rechthoekige plaat, vorm op de grond, box met daarop een levenloze boom met 1 tak, drie slappe klokken één op de box één op de tak van de boom en één op de vorm (dat doet denken aan een vervormd gezicht) op de grond, gesloten zakhorloge met mieren erop.
De voorstelling is deels naar de waarneming, met aspecten die voortkomen uit de fantasie.
De voorstelling is statisch.
De voorstelling is figuratief.
De voorstelling is gedetailleerd.
De voorstelling is realistisch.
Begrippen die horen bij het hoofdstuk algemeen.
Dit is autonoom beeldende kunst.
Inhoud: de smeltende klokken gaan over het vergaan van de tijd (leven), net als kaas wat smelt buiten de koelkast, dat is wat hij verbeeld.
Begrippen die horen bij het vormgevingsaspect (beeldaspect): vorm.
Vorm, het schilderij is plat (tweedimensionaal).
Vorm, de vormen zijn plastisch (ruimtelijk).
Vorm, in het schilderij komen zowel geometrische (box en plaat) als organische vormen voor.
Vorm, begrenzing van de vorm ontstaat door andere kleuren en andere vormen.
Begrippen die horen bij het vormgevingsaspect (beeldaspect): kleur
Kleur, er is een contrast in zuiverheid/verzadiging het blauw van de lucht en het geel van bergen is verzadigd t.o.v. de donkere kleur van de grond en de voorwerpen die niet zo zuiver van kleur zijn. Dit komt ook omdat veel van de kleuren gemengde kleuren zijn.
Kleur, er is gebruik gemaakt van primaire en tertaire kleuren.
Kleur, er is een licht donkercontrast.
Kleur, het kleurgebruik is realistisch.
Kleur, de kunstenaar maakt gebruik van kleurverloop.
Restjes
In veel oude Romeinse paleizen bevinden zich mozaïekvloeren zoals je er een ziet op afbeelding 1. Deze afbeelding toont een deel van een vloer waarop resten van etenswaren zijn afgebeeld. Dergelijke vloeren zijn geïnspireerd op Romeinse eetgewoonten. Romeinen hadden de gewoonte restjes op vloeren te laten vallen.
Je ziet resten van een maaltijd. Zo zie je bijvoorbeeld een aantal takjes. Deels zijn deze resten eetbaar, deels zijn ze dat niet.
- Geef, naast de takjes, twee voorbeelden van niet−eetbare etensresten die je ziet op afbeelding 1.
− botjes − scharen (van schaaldieren) − schalen / basten
De vloer is opgebouwd uit steentjes. Toch is de voorstelling natuurgetrouw.
- Leg uit waarom het moeilijk is natuurgetrouwe voorstellingen te maken als je met steentjes werkt.
Het aanbrengen van detaillering, kleurverloop en / of licht/donker is moeilijk omdat gewerkt moet worden met ‘kant- en-klare’ vormen, maten en kleuren.
Het maken van een vloermozaïek is tijdrovend. Dat komt onder meer door het materiaal dat voor mozaïeken wordt gebruikt.
- Leg uit dat het maken van een vloermozaïek tijdrovend is. Noem hierbij drie aspecten.
− Het materiaal bestaat uit een grote hoeveelheid kleine steentjes / stukjes, of: voor een mozaïek moeten veel steentjes / stukjes verzameld worden. − Het materiaal / de stukjes / steentjes moeten (op kleur / formaat) worden gesorteerd. − Het materiaal moet (eventueel) op maat worden gemaakt. − De steentjes moeten in cement (of anderszins) worden ingebed. − Een aangelegde mozaïekvloer moet lange tijd drogen voordat hij betreden kan worden.
De praktische functie van een mozaïekvloer in een ruimte waarin gegeten wordt, is groot.
- Licht deze bewering toe.
Een dergelijke vloer kan nat worden gereinigd, of: resten / vlekken zijn (eenvoudig) te verwijderen.
In veel oude Romeinse paleizen bevinden zich mozaïekvloeren zoals je er een ziet op afbeelding 1. Deze afbeelding toont een deel van een vloer waarop resten van etenswaren zijn afgebeeld. Dergelijke vloeren zijn geïnspireerd op Romeinse eetgewoonten. Romeinen hadden de gewoonte restjes op vloeren te laten vallen.
Je ziet resten van een maaltijd. Zo zie je bijvoorbeeld een aantal takjes. Deels zijn deze resten eetbaar, deels zijn ze dat niet.
- Geef, naast de takjes, twee voorbeelden van niet−eetbare etensresten die je ziet op afbeelding 1.
− botjes − scharen (van schaaldieren) − schalen / basten
De vloer is opgebouwd uit steentjes. Toch is de voorstelling natuurgetrouw.
- Leg uit waarom het moeilijk is natuurgetrouwe voorstellingen te maken als je met steentjes werkt.
Het aanbrengen van detaillering, kleurverloop en / of licht/donker is moeilijk omdat gewerkt moet worden met ‘kant- en-klare’ vormen, maten en kleuren.
Het maken van een vloermozaïek is tijdrovend. Dat komt onder meer door het materiaal dat voor mozaïeken wordt gebruikt.
- Leg uit dat het maken van een vloermozaïek tijdrovend is. Noem hierbij drie aspecten.
− Het materiaal bestaat uit een grote hoeveelheid kleine steentjes / stukjes, of: voor een mozaïek moeten veel steentjes / stukjes verzameld worden. − Het materiaal / de stukjes / steentjes moeten (op kleur / formaat) worden gesorteerd. − Het materiaal moet (eventueel) op maat worden gemaakt. − De steentjes moeten in cement (of anderszins) worden ingebed. − Een aangelegde mozaïekvloer moet lange tijd drogen voordat hij betreden kan worden.
De praktische functie van een mozaïekvloer in een ruimte waarin gegeten wordt, is groot.
- Licht deze bewering toe.
Een dergelijke vloer kan nat worden gereinigd, of: resten / vlekken zijn (eenvoudig) te verwijderen.